Volgens mij heb ik een Rocycle-vriendin gemaakt
over anonieme sportklasjes en het verleren van sociale vaardigheden
Een poosje terug fietste ik tijdens mijn Rocycleles naast iemand die in exact dezelfde flow als ik zat. We fietsen op het ritme. Als mijn rechterbeen omlaag ging, ging dat van haar ook omlaag. Als ik met mijn armen een kruis voor mijn borst maakte, deed zij dat ook. Dat zij er net zo lekker in zat als ik motiveerde me om nét wat harder te trappen. Aan het einde van de les klapten we voor iedereen maar als vanzelf draaide ik me naar haar, waarna zij me een klap op mijn schouder gaf: “Echt lekker zaten we erin hè? We waren in sync!” High van de adrenaline en de gedeelde ervaring zweefde ik de studio uit.
In de weken die volgde kwam ik haar nog een paar keer tegen. Soms fietsten we naast elkaar, andere keren niet, maar er was altijd een “hallo” en aan het einde van de les een high-five. Afgelopen maandag ontstond er zelfs een volledig gesprek: hoeveel keer ik per week Rocyclede en zij en wat we ernaast deden qua sport. Aan het einde van de les, weer een high-five en een “tot de volgende”.
Ik werd er vrolijk van, maar raakte er ook van in de war. “Ik snap er niks van”, zei ik ‘s avonds tegen L., “Ik vind het heel gezellig, maar waarom wil ze met me praten?” “Misschien is ze gewoon aardig”, besloot mijn immer nuchtere vriend, voordat hij weer in een potje Balatro verzandde en in “hmm hmm, hmm hmm” naar mij verviel.
Persoonlijkheidsloze ruimte
Ja lezer, want wat is er raar aan een praatje met iemand maken? Niets. Maar in de Rocyclestudio in mijn stad? Alles. Ik ben niet contactgestoord (geloof ik?), in de Rocycle-studio praat gewoon niemand met elkaar. De hagelwitte ruimte waarin de kluisjes en de balie staat heeft geen persoonlijkheid en zo stelt iedereen zich ook op. We zitten zij aan zij op onze telefoon. Zelfs de mensen achter de balie, die ik toch echt al twee jaar zie, groeten me nog steeds alsof ik voor het eerst naar binnen stap. Héél even werd ik enthousiast begroet door een docent waar ik vaak lessen volg, maar ook dat contact verdampte als sneeuw voor de zon, waardoor ik me nu weer voortdurend afvraag of ik niet te enthousiast hallo zeg als ik haar groet.
Rocycle profileert zich als een safe space waar iedereen welkom is en met elkaar praat en elkaars haren vlecht en om het kampvuur de kumbaya danst, maar de realiteit is dat het gewoon een klinische ruimte is waarin niemand hallo tegen elkaar zegt. Er is één docent die af en toe voorstelt dat je je buurmens moet high-fiven, en dat doet dan bijna niemand. Sterker nog, mensen schrijven er soms zelfs negatieve recensies over. Ja, echt waar. Kinderachtig hè?
Rocycle, in andere woorden, is de meest anonieme manier van sporten die je jezelf maar kunt bedenken. Je sport met een grote groep andere mensen, maar je hebt nul contact. Dat vond ik op papier een droom, maar de realiteit is toch vrij ongezellig. Vaak fiets ik voldaan van het bewegen maar met een leeg gevoel naar huis.
Liefdevol
Dat komt omdat ik sportlocaties anders ken: ik ben mijn yogaschool gewend. Mijn yogaschool bestaat uit een zitkamer om thee te drinken, en daarachter een grote open studio. De lerares zegt dat zij en haar compagnon alles in de studio zelf hebben opgeknapt en dat voel je toch soort van. Er hangt een hele kalme, warme sfeer. Hoe gestresst ik ook ben, als ik er binnen stap, valt alles van me af. Daar kijk ik van tevoren nooit op mijn telefoon.
Na afloop van de les is er altijd tijd voor een kopje thee en een praatje. In de studio kent de docent mijn naam, vraagt ze hoe het met me gaat en weet ze zelfs waar ik in de les helemaal niets mee kan. Ook als ik een paar maanden niet kom (wat vaker gebeurt dat ik toe wil geven), groet ze me nog steeds met hetzelfde enthousiasme. Ze vergeet mijn naam nooit. Ze vraagt al-tijd hoe het met me gaat en neemt de tijd om naar het antwoord te luisteren.
Maar dat betekent ook dat ze dwars door me heen kijkt als ik een tijdje niet naar de yogaschool kom. Mijn afwezigheid wordt opgemerkt, zo gaat het als je naar elkaar omkijkt. Soms is dat benauwend. Er zijn periodes in mijn leven waarin ik in weinig minder zin heb, dan op een mat met mijn eigen gedachten zitten.
Business as usual
En ja, dat is lekker aan Rocycle, daar merkt niemand mijn afwezigheid op. Sterker nog, laatst brak de trapper van mijn fiets middenin de les af. Hoewel ik met mijn tanden op mijn stuur had kunnen klappen, haalde iedereen daar in de studio z’n schouders over op. Zo is een bijna-al-je-tanden-uit-je-bek-ervaring ineens business as usual. Niemand maakte zich er druk om, niemand vroeg of het wel goed met me ging. Ik fietste verward naar huis.
Pas toen ik mijn Rocycle-vriendin maakte, merkte ik hoezeer ik dat contact had gemist. Hoe vrolijk ik van dat praatje over niks werd. En hoe weinig ik het eigenlijk maak, een praatje over niks. Er zijn nog zo’n 20 plekken waar ik constant kom, telkens dezelfde mensen zie, maar een anonieme blob blijf. Nooit is er een praatje, een “hey daar ben je weer, hoe gaat het met jou?” of andersoortig contact.
Het is alsof ik en sommige van mijn leeftijdsgenoten van vermogen tot oppervlakkig contact totaal kwijt zijn geraakt. Natuurlijk is het ook lekker dat ik niet altijd contact aan hoef te gaan als ik dat niet wil. Het is ook jammer. Een bestaan zonder enige vorm van praatje pot is bijzonder eenzaam. Het maakt daarvoor niet uit hoeveel vrienden je buiten die ruimtes hebt. Soms denk ik dat mijn generatie allergisch is voor oppervlakkig contact. We willen alleen met mensen praten die we zelf kiezen. Stiltes vullen we op met scrollen in onze telefoon. Terwijl ik van zo’n praatje over niks best op kan laden. Het laadt in elk geval meer op dan de zoveelste Labubu-unboxing reel.
Geen eiland
Ik heb Instagram laatst van mijn telefoon gegooid en oefen sinds kort met praatjes pot. Als ik voor de spiegel sta naast een ander mens bij Rocycle, of als ik een brood haal bij de koffiezaak/bakkerij bij mij in de buurt. Ik zeg hallo tegen mijn Rocyclevriendin, maak soms een kletspraatje met een vreemde als ik met koffie in de zon zit. Tegen de docent bij wie ik vaak Roform volg, maak ik kletspraatjes over het framework waar we mee werken.
Het kost me zelden energie, en ik word er bijna altijd vrolijker van. Ja, soms voel ik me extreem ongemakkelijk en vraag ik me af of de ander er wel op zit te wachten. Ja, er zijn nog steeds veel keren dat ik niets zeg, want ik blijf een van onzekerheden aan elkaar hangend mens. Dan mis ik door 80 posts scrollen op Instagram. Maar een mens is geen eiland, denk ik dan maar.
We moeten het water over blijven steken om in verbinding met elkaar te blijven,
hoe ongemakkelijk en zweterig die tocht soms ook is.
Liefs,
Charlotte
PS: De tips zijn met vakantie, want je leest een Weekstart van de timer. Dat komt omdat ik op vakantie ben. De komende paar weken krijg je dus gewoon een Weekstart, alleen zonder tips. Tot in september!
Subscriben = blijven & doneren aan Oxfam Novib
Subscribe je nog niet? Schrijf je gratis in via onderstaande knop. Stuur De Weekstart vooral door naar al je vrienden die wel een hart onder hun niet-bestaande riem (wie draagt die nog?) kunnen gebruiken.
De Weekstart is een gratis publicatie. Dat blijft zo. Het geld dat je daarmee bespaart, kun je mooi aan Oxfam Novib overmaken. De mensen in Gaza gaan dood van de honger. Zij kunnen je donatie goed gebruiken.




Oh ja, ik vind zo van die kleine praatjes ook echt leuk. Ik heb ze vooral in de plaatselijke supermarkt als ik mijn boodschappen doe, of ff naar de bakker ga. En ja, als dochterlief erbij is, spreken anderen mij veel sneller aan, dus dat helpt ook wel om het ijs te breken.
Praten over koetjes en kalfjes is een onbenoemde en ondergewaardeerde life-skill. Iedereen zou er een keertje les in moeten krijgen, om de gene te overwinnen, want dat soort kletspraatjes zijn de lijm van een fijne maatschappij 😊
Ik ben trouwens heel blij nu dat ik niet weet wat rocycling is, ik ga het ook niet aan Google vragen 😆