Tijdens Koningsnacht zwalkten we met de rest van de stad langs kraampjes voor statige huizen aan de Singel. Niemand aan de Singel had nog echt interesse in het verkopen van z´n troep, de uitgestalde platenbakken bleven onbemind, voor de kraampjes stonden mensen gezellig te kletsen over dingen die geen zak met de vrijmarkt te maken hadden. Techno pompte uit de boxen en groepen vrienden slingerden tussen de mensenmassa’s door met rugzakken bier.
De summiere sfeerbeschrijving moet je me vergeven want want wij waren niet anders dan de rest van de aangeschoten menigte. Ik liep scheef na talloze shots oranjebitter, mijn vriend L. was in al het gebitter een spraakwaterval geworden en J. was eigenlijk altijd een spraakwaterval dus nu ook. De enige afwijker was H., die dit jaar geen druppel dronk (want die droeg ook iemand anders met zich mee).
“Kijk, ik zie een comazuiper”, zegt J. na tijdje, refererend aan de luistertoets Duits die we ooit samen deden (over een tiener die een fles perenlikeur had leeggedronken) en verhip - ik zie haar ook. Een meisje, ouder dan 16 kan ze niet zijn, die in de armen van haar twee vriendinnen voorover hangt en die - met wat ik niet anders kan omschrijven dan ware passie - overgeeft.
We mopperen want we zijn een stel gore hypocrieten: die kinderen van tegenwoordig, wat doen ze zichzelf toch aan, dit overkwam ons nooit en dan herinner ik me ineens een belofte die ik mezelf ooit deed, toen ik zelf zestien was:
“Godverdomme, zó zou ik nooit gaan doen. Ik zou Mark worden”
16 jaar eerder
Het is vrijdagavond en met mijn vriendin L. en een groep mensen - die ik niet per se als vrienden kan omschrijven maar waarmee ik wel in een park blauwe wodka drink - ga ik naar een schoolfeest. Het is het eerste schoolfeest waarvoor ik “indrink”, een term die aanvankelijk wat abstract was maar nu “blauwe wodka drinken op een parkbank terwijl je sigaretten rookt” betekent*.
Die blauwe wodka heeft één groepslid eerder die avond gehaald in een met plastic afscheidingen aangegeven dranklokaal in een lokale supermarkt. Als je ernaar binnen loopt rinkelt er een belletje en komt iemand je helpen, toevallig altijd iemand die niet om je identiteitskaart vraagt. We zijn vijftien, we weten precies waar we moeten zijn voor dit soort dingen.
(*-Deze Weekstart is geen verheerlijking van alcoholgebruik onder jongeren maar deze Weekstart doet de werkelijkheid ook niet rooskleuriger voor dan ‘ie was. Bovendien: de minimumleeftijd was toen nog 16 hè? Andere tijden.)
Alle mensen in de groep - behalve vriendin L. en ik - zijn en vinden zichzelf te cool voor een schoolfeest maar vijftien zijn betekent vooral zeggen dat je te cool bent voor dingen en ze dan toch doen. Tenslotte is er niemand online op MSN tijdens zo’n schoolfeest, dus dat wat zou je anders doen met je tijd? Dan maar indrinken en toch naar het schoolfeest terwijl je de hele tijd zegt “dat schoolfeesten suf zijn”.
Ik ben de minst stoere van de groep: ik ben grappig, maar het soort grappig waar je om lacht in plaats van met, mijn ledematen hangen onhandig aan mijn lijf (armen? waar laat je ze?) en ik heb me in een rokje van mijn oudere zus geperst. Passen deed het net niet (maar na even proppen wel). Waarom ik mezelf dit aandoe? Vanavond ga ik cool worden. Vanavond ga ik voor het eerst zoenen. Ik weet het 100% zeker. Dit is mijn moment.
Niet per se leuk en niet per se stom
De weken vóór dit moment heb ik gespendeerd op MSN met iemand die ik niet per se leuk maar ook niet per se stom vind, wat met veel dingen zo is op je vijftiende en omdat ik één keer zijn jas aan mocht in de pauze is dit hét moment. Hij is ook op het schoolfeest, maar niet bij het indrinken. Ik onderdruk de zenuwen voor het ontgroenmoment met blauwe wodka, iets wat vriendin L. en ik beiden op cassis vinden lijken en zo drinken we het ook. Als we op het schoolplein aankomen, lijkt niemand door te hebben dat we zwalken. Of ziet de beveiliger met het zilveren vinkje op zijn hemd toch iets verdachts?
Mark, heet hij. Hij is groot en statig, zoals beveiligers zijn. Hij is ingehuurd door school, om ons uit de bosjes te trekken maar ook om ons te bestraffen als we stiekem naar noodlokalen willen glippen. En hij is er natuurlijk ook om te zorgen dat we niet stiekem drinken, maar zijn wodkacontroletaak neemt Mark minder serieus. Hij laat ons de aula in zwalken.
De aula - eerder dat jaar opgeleukt door kunstdocent met muurschilderingen van legopoppetjes die niemand begrijpt - laat zich qua design niet anders omschrijven dan een soort zwembad maar zonder water. Zo voelt de hele middelbare school trouwens: we zijn vissen op het droge die liggen te wachten tot het water over ons heen stort. We wachten tot we een ons wegen, maar iets écht interessants gebeurt hier nooit. In het laagste gedeelte van het “zwembad” waar we normaal gesproken eten en elkaar het leven onmogelijk maken, is een dansvloer gemaakt, waar ongemakkelijke pubers lichaamsbewegingen maken die ergens tussen streetdance en het dansje van de avatars op Habbo Hotel hangen.
Dansende tegels
De dansvloer - een plek waar ik normaal gesproken niet dood gevonden wil worden - lijkt ineens een goed idee maar L. en ik moeten eerst naar de W.C.’s. “Charlotte, de tegels dansen!” roept L. over het tussenschot en als ik mijn ogen samenknijp zie ik het ook, de badkamertegels dansen met ons mee en we lachen tot we niet meer kunnen, écht hard, tot onze buik pijn doet, de meisjes die bij de wasbak staan snappen er niks van.
In het verlaten van de W.C. vergeet ik de achterkant van mijn rok uit mijn panty te trekken, iets waar niemand wat over zegt (tot ik een week later een lerares tegenkom die dan wel de behoefte voelt er iets over te zeggen). L. en ik dansen en dansen, tot onze benen moe worden en “het tijd is voor een sigaret”, we zwalken weer naar buiten.
Op het stoepje, met beiden een sigaret in onze mond, knopen we een praatje aan met Mark, die inmiddels 100% zeker weet hoe het met onze alcoholinname gesteld is. Ik weet niet meer wie van ons twee het een goed idee vindt om al onze plannen uit de doeken te doen, ik vermoed ikzelf en zo vertel ik Mark over het plan: ontgroend worden en dan toetreden tot de wereld van de ontgroenden. Mark vindt dat een mal idee maar zegt dat niet met zoveel woorden. Mark luistert. Resoluut keer ik terug naar de dansvloer, L. laat ik achter met Mark.
In de aula zwelt precies op dat moment “Heaven” van Do aan, een nummer dat ik op 15-jarige leeftijd te cringe voor woorden vind, maar het valt op dit moment per-fect. Dit gaat me een partij romantisch worden. Een overmoedige stand die ik tot op dat moment niet ken neemt het van me over en ik stap resoluut de dansvloer over op mijn slachtoffer af tegen wie ik iets in trant van: “Schuifelen?” zeg. De woorden komen anders mijn mond uit dan ik ze gewend ben, maar soms moet je roeien met de riemen die je hebt en hij knikt en daar staan we dan, te schuifelen. Mijn handen houterig op zijn schouders, de zijne kleverig op mijn heupen.
Luisteren
Ergens mid-nummer denk ik “oké, nu of nooit” maar als ik mijn hoofd naar voren wil buigen zie ik in één klap dat dat MSN-contact en die jas niet voldoende bodem zijn en onder toeziend oog van de hele school loop ik mijn allereerste blauwtje. Ik denk nog “misschien ziet niemand het” en weet dan niet hoe snel ik de uitgang van de aula moet vinden naar buiten, waar de sigaretten, L. en Mark op me wachten. Dat plotselinge vertrek trekt vast nul bekijks.
Ik ben ervan overtuigd “dat mijn leven voorbij is”, iets wat L. niet anders dan beamen kan. Mark staat erbij en kijkt ernaar. Mark vindt ons mal en luistert. Mark luistert.
Nie-mand luistert naar mij, of naar enige andere vijftienjarige. Sterker nog, als we in de klas iets roepen of vragen (wat zelden te maken heeft met de lesstof maar minstens zo belangrijk is) eindigen we steevast op de gang. Niemand is echt geïnteresseerd in onze ideeën, in welke kant we op willen, in waar we tegenaan lopen, in de meeste lessen draaien de volwassenen eindeloos hetzelfde verhaal om en ze lachen om ons, om ons en onze gekke plannen, rare pubers zijn we, kinderen. Volgend jaar weer een nieuwe klas met een nieuwe variatie van het bekende liedje, lijken de meesten van hen te denken.
Nee niemand luistert, naar mij, naar L. naar ook maar één ander in deze hele godvergeten klote-aula want we zijn 15, wat weten wij nou? Wat kunnen wij in godsnaam te melden hebben?
Maar voor Mark gelden andere regels, kennelijk, want hij zwijgt en kijkt. En misschien zegt hij wel wat, maar dat kan ik niet terughalen. Mark is net God, hij kijkt en hij zegt er niks van. Voor een miliseconde zijn niet alle volwassenen stom, want bij Mark mogen we meedoen.
Mark, dat is de coolste man ter wereld.
16 jaar later
“Ach”, zeg ik tegen J., L. en H. “Wie zijn wij nou om daar wat van te vinden?” De meisjes zwalken in elkaar gehaakt verder alsof er niets is gebeurd.
Ik vraag me af of zij een Mark hebben.
Liefs,
Charlotte
Een lijstje zendingsdrang (tips)
Luisteren: uit 2005-2010, toen ik op de middelbare school zat
Eten: L. maakte deze week citroenrisotto met venkel van Welmoed Bezoen. Het recept.
Ik lees Moshi Moshi van Banana Yoshimoto. Het duurde even voordat ik in het verhaal zat, ik herinner me dat ik door Kitchen meteen gegrepen was.
Maar doorzetten blijkt de moeite waard, voor mijn ogen ontvouwt zich een prachtig verhaal. Ik vind het niet zo mooi als Kitchen, maar het blijft wel in mijn hoofd hangen. Wat ik heerlijk vind aan de boeken van Banana Yoshimoto is hoe ze over eten schrijft: zo gedetailleerd en warm dat je er zelf onstilbare honger van krijgt.Kijken: Conclave. Iemand omschreef het als Gossip Girl in het Vaticaan en ik ben het daar roerend mee eens. Uitstekend vermaak.
Bezoeken: in Hamburg ging ik naar een tentoonstelling over Bas Jan Ader in de Kunsthalle. Zijn ‘valfilms’ en het videokunstwerk “I’m too sad to tell you” vond ik erg mooi. Ik raad aan om die laatste eens te bekijken, eigenlijk is het gek hoe weinig we mannen zien huilen.
Ook kijken: deze analyse die ik op Instagram tegen kwam over jeugdfilm Raise your voice met in de hoofdrol Hilary Duff. We blijven in het puberale thema, dit is vast geen onbekende titel voor vrouwen van mijn leeftijd. Ik kwam niet meer bij van deze analyse (en heb nu ook de bizarre zin om deze film terug te kijken).
Eettip: de double hazelnut ijsjes van Magnum. Bedank me later maar.
Subscriben = blijven & doneren aan Oxfam Novib
Subscribe je nog niet? Schrijf je gratis in via onderstaande knop. Stuur De Weekstart vooral door naar al je vrienden die wel een hart onder hun niet-bestaande riem (wie draagt die nog?) kunnen gebruiken.
De Weekstart is een gratis publicatie. Dat blijft zo. Het geld dat je daarmee bespaart, kun je mooi aan Oxfam Novib overmaken. De mensen in Gaza kunnen je donatie goed gebruiken.
Ah leuk, Conclave! Ik heb gereserveerd voor later deze week maar twijfelde nog een beetje - nu heb je me met deze ene zin toch wel overtuigd om gewoon maar te gaan. Ben benieuwd :)
Dat wij dertigers allemaal maar een beetje meer Mark mogen zijn!